|
Bezwaarschrift Beltstraat gewonnen
|
Tegen het verkeersbesluit om tweerichtingverkeer in te voeren in de Beltstraat
heeft de Fietsersbond in 2007 bezwaar gemaakt.
Dit bezwaar is inmiddels gegrond verklaard, we hebben gewonnen.
Links
Brief van B & W
Namens de Fietsersbond, afdeling Enschede e.o., heeft u krachtens de Algemene wet bestuursrecht een
bezwaarschrift ingediend tegen ons besluit van 24 oktober 2007, waarbij het gedeelte van de Beltstraat
gelegen tussen de Boulevard 1945 en de Burgemeester Edo Bergsmalaan voor een proefperiode van één
jaar is opengesteld voor tweerichtingsverkeer.
Wij hebben het bezwaarschrift ter advisering voorgelegd aan de Commissie Bezwaarschriften, die uw
bezwaar op 29 januari 2008 heeft behandeld. Van de mogelijkheid om uw bezwaar in de hoorzitting van de
commissie toe te lichten heeft u gebruik gemaakt.
De commissie heeft op 15 februari 2008 geadviseerd uw bezwaar gegrond te verklaren. Met dit advies en
de daaraan ten grondslag liggende overwegingen stemmen wij in.
Wij hebben dan ook overeenkomstig het advies van de commissie besloten uw bezwaar gegrond te
verklaren en ons besluit van 24 oktober 2007 te herroepen.
Voor de motivering van dit besluit verwijzen wij naar de overwegingen in het advies van de Commissie
Bezwaarschriften, dat als bijlage is bijgevoegd. Deze overwegingen nemen wij volledig over en maken wij
hierbij tot de onze.
U kunt op grond van de Algemene wet bestuursrecht binnen zes weken na datum van verzending van deze
beschikking in beroep gaan bij de Rechtbank Almelo, sector Bestuursrecht, Postbus 323, 7600 AH Almelo.
Voor meer informatie verwijzen wij u naar www.enschede.nl, onder "digitaal loket" en vervolgens
"beroepschrift indienen".
Advies van bezwaarschriftencommissie
Onderwerp
Advies van de Commissie Bezwaarschriften,
Algemene Kamer / Kamer Ruimtelijke Ordening en Volkshuisvesting,
inzake de bezwaarschriften ex artikel 7:1 Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:
a. Connexxion Openbaar vervoer, Vestigingscommissie Twente
b. Fietsersbond, afdeling Enschede e.o.
c. Stedelijke Ouder Verkeersraad
gericht tegen het besluit van uw college van 24 oktober 2007, waarbij het gedeelte van de Beltstraat
gelegen tussen de Boulevard 1945 en de Burgemeester Edo Bergsmalaan voor een proefperiode van één
jaar is opengesteld voor tweerichtingsverkeer en de Koningstraat is aangewezen als voorrangsweg, zodat
het verkeer vanuit de Beltstraat komend het verkeer op de Koningstraat voorrang dient te verlenen en
waarbij voorts is besloten om één algemene gehandicapten parkeerplaats aan te wijzen, gelegen in de
nabijheid van de Centrumapotheek.
Feiten
Voor de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de indiening van de onderhavige
bezwaarschriften, voor de bezwaren alsmede voor de van toepassing zijn de wet- en regelgeving verwijst
de commissie naar het verslag van bevindingen en de daarbij behorende bijlagen, die zij hier voor de
genoemde onderwerpen en voor zover in dit advies niet weersproken als herhaald en ingelast
beschouwt.
Hoorzitting
Op 29 januari 2008 zijn de bezwaarden in de gelegenheid gesteld de bezwaren mondeling toe te lichten
tijdens een hoorzitting van de commissie. Namens bezwaarde a heeft de heer W.A. ten Donkelaar van
deze gelegenheid gebruik gemaakt, namens bezwaarde b de heren W. Koolhoven en P. Hofstee en
namens bezwaarde c de heer R.A. Goossens. Tevens waren op de zitting namens uw college de heren
W. Salomons en F. Hylkema van de DSOB aanwezig. Van de hoorzitting is een digitale geluidsopname
gemaakt. Deze opname wordt hier als herhaald en ingelast beschouwd. Een exemplaar van deze
opname in de vorm van een audio-cd is op verzoek beschikbaar.
Ontvankelijkheid
Alvorens een inhoudelijk oordeel te geven over de bezwaren dient de commissie de ontvankelijkheid
daarvan te bezien. De commissie heeft zich daarbij met name beraden op de vraag in hoeverre de drie
bezwaarden als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb kunnen worden aangemerkt.
Ten aanzien van bezwaarde a, de Vestigingscommissie Twente van Connexxion Openbaar Vervoer, stelt
de commissie vast dat de Vestigingscommissie een door de ondernemingsraad van Connexxion
ingestelde onderdeelscommissie is als bedoeld in artikel 15, derde lid, van de Wet op de
ondernemingsraden. In de jurisprudentie met betrekking tot de Wet Arob is een Ondernemingsraad voor
de toepassing van artikel 7 Arob (waarin de mogelijkheid van beroep was geregeld) als rechtspersoon
aangemerkt zodat deze in zijn beroep ontvankelijk moet worden geacht (AR 18 februari 1982), mits
uiteraard door het betreffènde besluit rechtstreeks getroffen in de aan hem toevertrouwde belangen. Deze
jurisprudentie moet geacht worden eveneens ten aanzien van de Awb te gelden. Aan het criterium van de
rechtstreeks getroffen belangen wordt naar het.oordeel van de commissie in het onderhavige geval
voldaan nu de medewerkers van Conriexxion, in het bijzonder de buschauffeurs, bij de uitvoering van hun
werk door het verkeersbesluit inzake de Beltstraat worden geraakt. De Ondernemingsraad van
Connexxion zou derhalve als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 Awb kunnen worden aangemerkt.
Dat geldt echter niet voor een onderdeelscommissie als de Vestigingscommissie Twente, nu het derde lid
van artikel 15 van de Wet op de ondernemingsraden bepaalt dat aan een onderdeelscommissie de
bevoegdheid tot het voeren van rechtsgedingen niet kan worden overgedragen. De bezwarenprocedure is
strikt formeel geen rechtsgeding maar de commissie meent dat het begrip rechtsgeding hier ruim moet
worden uitgelegd omdat anders de merkwaardige situatie zou ontstaan dat een onderdeelscommissie wel
bezwaar tegen een besluit zou kunnen instellen maar vervolgens bij eventuele afwijzing van het bezwaar
niet in beroep zou kunnen gaan. De commissie is dan ook van oordeel dat de Vestigingscommissie
Twente van Connexxion Openbaar Vervoer op grond van het bepaalde in artikel 15 van de Wet op de
ondernemingsraden niet bevoegd is om bezwaar te maken zodat de Vestigingscommissie hier als
niet-ontvankelijk in haar bezwaar moet worden aangemerkt.
Ten aanzien van bezwaarde b, de Fietsersbond, is de commissie van oordeel dat deze op basis van haar
statutaire doel ontvankelijk moet worden geacht in haar bezwaar, nu het betrokken verkeersbesluit de
belangen van fietsers, met name de veiligheid van deze groep weggebruikers, direct raakt en de voorzitter
van de afdeling Enschede e.o. gemachtigd was om namens de bond bezwaar te maken. Het
bezwaarschrift van de Fietsersbond is tijdig ingediend en ook voor het overige is voldaan aan de gestelde
eisen.
Ten aanzien van bezwaarde c, de Stedelijke Ouder Verkeersraad, stelt de commissie vast dat het hier
gaat om een adviesorgaan zonder rechtspersoonlijkheid voor het Stedelijk Lyceum en het Bonhoeffer
College. De Centrale directie van de Stichting Carmel College, waarvan het Bonhoeffer College deel
uitmaakt, heeft bij brief van 8 februari 2008 laten weten dat de Ouder Verkeersraad het Bonhoeffer
College vertegenwoordigt inzake de verkeersveiligheid van zijn leerlingen en dat het Bonhoeffer College
het veilig naar school en naar huis kunnen fietsen van zijn leerlingen als één van zijn opdrachten ziet. De
Bestuurscommissie van het Stedelijk Lyceum heeft bij brief van 11 februari 2008 een gelijkluidende
verklaring ingediend. Met beide brieven is kennelijk beoogd de Stedelijke Ouder Verkeersraad als
rechtsvertegenwoordiger van de beide onderwijsinstellingen aan te wijzen. Naar het oordeel van de
commissie is dat echter niet mogelijk omdat de Stedelijke Ouder Verkeersraad geen rechtspersoonlijkheid
bezit. Zelfs wanneer beide brieven zo worden uitgelegd dat daarmee de heer Goossens, de voorzitter van
de Stedelijke Ouder Verkeersraad, als natuurlijk persoon gemachtigd wordt om namens de beide
onderwijsinstellingen op te treden, dan nog is de commissie van oordeel dat het onderhavige bezwaar als
niet-ontvankelijk moet worden aangemerkt omdat noch het Stedelijk Lyceum, noch het Bonhoeffer
College door het betrokken verkeersbesluit rechtstreeks in zijn belangen wordt getroffen. Gelet op het
bepaalde in artikel 1:2, derde lid, van de Awb is de commissie van mening dat het opkomen voor de
verkeersveiligheid van hun leerlingen - hoezeer dat ook te waarderen is - niet kan worden aangemerkt als
een algemeen of collectief belang dat deze onderwijsinstellingen "krachtens hun doelstellingen en blijkens
hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen". De commissie meent dan ook dat het bezwaar
van de Stedelijke Ouder Verkeersraad niet-ontvankelijk is.
Rechtsvraag
Is terecht en op goede gronden besloten tot het eerder vermelde verkeersbesluit?
Overwegingen
- In de eerste plaats stelt de commissie vast dat de Beltstraat een intensief gebruikte straat in het
centrum van Enschede is, die direct aansluit aan de centrum-bushaltes en in verband daarmee zowel,
zelf als busroute wordt gebruikt als door een busroute wordt gekruist. Bovendien is de Beltstraat een
belangrijke schakel in de noord-zuid verbindingen in de gemeente, met name voor fietsers. Vast staat
voorts dat de Beltstraat een breedte van slechts 5 meter heeft en dat het fietsverkeer aan
weerskanten van de weg niet fysiek is afgescheiden van het gemotoriseerd verkeer. Het punt waar de
Beltstraat uitkomt op de Boulevard 1945 en waar tevens de Koningstraat en de daarlangs lopende
busroute op de Beltstraat uitmonden, is naar het oordeel van de commissie tenminste als weinig
overzichtelijk aan te merken. De commissie meent dan ook dat gelet op deze omstandigheden de
verkeersveiligheid in het hier betrokken gedeelte van de Beltstraat speciale aandacht verdient.
- Ter zitting is door de vertegenwoordigers van uw college de totstandkoming van het bestreden besluit
nader toegelicht. De huidige situatie van eenrichtingsverkeer in de Beltstraat is ingesteld in 2005, als
uitvloeisel van het (toenmalige) gemeentelijke beleid om doorgaand verkeer in het centrum zoveel
mogelijk te weren. Nadien hebben ondernemers en bewoners van de Beltstraat geklaagd dat bij de
insteling van het eenrichtingsverkeer met hun belangen onvoldoende rekening is gehouden. Naar
aanleiding hiervan heeft de raad in april 2007 via een initiatiefvoorstel besloten aan uw college - als
het ter zake bevoegde bestuursorgaan - opdracht te geven om de Beltstraat tussen de Koningstraat
en de Edo Bergsmalaan bij wijze van proef voor de duur van een jaar weer open te stellen voor
tweerichtingsverkeer, waarna aan de hand van de resultaten van de proef een definitief besluit over
de inrichting van de Beltstraat dient te worden genomen.
- De commissie stelt vast dat uw college na een lange voorbereidingsprocedure uiteindelijk op 24
oktober 2007 overeenkomstig de opdracht van de raad heeft besloten. Daarbij is afgeweken van
negatieve adviezen van Brandweer, Politie en OV-bedrijf Connexxion en negatieve zienswijzen van
de Fietsersbond en van de Vestigingscommissie Twente van Connexxion. De commissie stelt vast dat
alle genoemde adviezen en zienswijzen - kort samengevat - aangeven dat het besluit zal leiden tot
een te verwachten onwenselijke toename van verkeer in de Beltstraat en de directe omgeving met
sterk nadelige effecten voor de verkeersveiligheid ter plaatse, met name van fietsers, voor de
afwikkeling van het verkeer in de Beltstraat en de naaste omgeving, voor de uitruktijden van de
Brandweer en voor de dienstregeling van het OV. De commissie stelt tevens vast dat de verwachte
toename van het verkeer in de Beltstraat van de kant van uw college niet is weersproken.
- Tegenover de negatieve adviezen en zienswijzen geeft uw college als motivering voor het besluit dat
de maatregel de status van proef krijgt en gedurende een jaar zal worden gemonitord, waarna de
resultaten zullen meewegen bij het besluit over al dan niet voortzetten van de maatregel. Andere
redenen om (toch) tot de maatregel te besluiten zijn dat hierdoor de vrijheid van verkeer en de
bereikbaarheid van bewoners en ondernemers van de Beltstraat wordt bevorderd, dat de huidige
gestoken parkeerplaatsen zullen worden omgebouwd tot "langs" parkeerplaatsen en dat de
Beltstraat een 30-km weg is waarbij als uitgangspunt geldt dat een scheiding van de verschillende
verkeerssoorten ongewenst is.
- In de kern gaat het hier om een afweging tussen de verkeersveiligheid en de vrijheid van verkeer,
meer in het bijzonder de bereikbaarheid van bewoners en ondernemers van de Beltstraat. De
commissie meent voorop te moeten stellen dat de verkeersveiligheid in beginsel al zwaarder dient te
wegen dan de vrijheid van verkeer. Dit geldt in casu te meer nu in de adviezen, de zienswijzen en de
bezwaarschriften argumenten zijn aangedragen waaruit blijkt dat instellen van tweerichtingsverkeer in
de Beltstraat bij het bestaande wegprofiel reële risico's voor de verkeersveiligheid met zich
meebrengt. De omstandigheid dat het in eerste instantie slechts om een proefperiode gaat weegt
daartegen volstrekt niet op. De veiligheid van verkeersdeelnemers dient naar de mening van de
commissie ook tijdens een proefperiode zoveel mogelijk gewaarborgd te worden. In feite hoort dat
zelfs uitgangspunt voor de proefneming te zijn: het is naar het oordeel van de commissie niet te
verantwoorden dat het al dan niet slagen van de proef (mede) zou worden afgemeten aan de mate
waarin voorzienbare veiligheidsrisico's zich daadwerkelijk hebben voorgedaan.
Het aanpassen van de parkeerplaatsen en de omstandigheid dat de Beltstraat een 30-km weg leggen
tegenover de gesignaleerde veiligheidsrisico's onvoldoende gewicht in de schaal. De risico's houden
immers vooral verband met de verwachte toename van het verkeer in combinatie met een wegprofiel
dat daarvoor naar deskundige maatstaven ongeschikt moet worden geacht. De commissie verwijst in
dit verband naar het hieromtrent gestelde in de tweede alinea van het
bezwaarschrift van de
Fietsersbond, dat ter zitting door de vertegenwoordigers van de DSOB niet is weersproken. De
aanpassing van de parkeerplaatsen en de maximum snelheid van 30 km per uur kunnen daar niet
tegen opwegen omdat zij de oorzaak van de veiligheidsrisico's - te veel verkeer op een smalle straat -
niet wegnemen. De commissie wijst er op dat, waar het met name gaat om risico's voor fietsers, deze
groep verkeersdeelnemers ook bij een snelheid van 30 kilometer per uur zeer kwetsbaar blijft.
- Al met al is de commissie van mening dat de gegeven argumentatie onvoldoende is om het bestreden
besluit te dragen en meent zij dat, bij afweging van de betrokken belangen, aan de vrijheid van
verkeer, die hier vooral de belangen van een beperkte groep bewoners en ondernemers dient,
redelijkerwijs niet meer gewicht kan worden toegekend dan aan de veiligheid van grote aantallen
verkeersdeelnemers, met name de kwetsbare groep fietsers. In die zin moet het besluit in strijd
worden geacht met het evenredigheidsbeginsel (artikel 3:4, tweede lid, Awb). Voor het bestreden
verkeersbesluit zou eerst plaats zijn wanneer de verkeersveiligheid zo goed mogelijk is gewaarborgd,
hetgeen vermoedelijk slechts is te bereiken door aanpassing van het wegprofiel c.q. de aanleg van
afgescheiden fietspaden. Het is aan uw college om de voor de veiligheid benodigde randvoorwaarden
te onderzoeken en te realiseren; zolang dat niet is gebeurd kan het bestreden besluit naar het oordeel
van de commissie geen stand houden.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande adviseert de commissie om de Vestigingscommissie Twente van Connexxion
Openbaar Vervoer en de Stedelijke Ouderverkeersraad niet-ontvankelijk te verklaren in hun bezwaren en
het bezwaar van de Fietsersbond, afdeling Enschede e.o., gegrond te verklaren en uw besluit van 24
oktober 2007 te herroepen.